De Grote vuurvlinder

Waarom is onze Grote vuurvlinder de grootste?

Hij is aangepast aan een leefwereld van zeer uitgestrekte gebieden waar het leven schoksgewijs verloopt: buiten de oevers treden van de rivieren, vroeger door verwoestende ijsgang in het voorjaar, dat nu bij opwarming van het klimaat haast niet meer is voor te stellen. Zijn grote postuur heeft het voordeel dat man en vrouw elkaar makkelijker kunnen vinden. 

Een groot vrouwtje kan veel meer eitjes leggen en zal voor een talrijker nageslacht zorgen waardoor een populatie sneller herstelt na rampen. Grotere vlinders kunnen grotere afstanden afleggen wat van pas komt in het landschap waarin ze leven.

Waarom is het mannetje zo feloranje en het vrouwtje meer gewoon in uiterlijk?

Bij de vuurvlinders is het normaal dat het vrouwtje het mannetje zoekt. Hoe opvallender het mannetje is, hoe eenvoudiger het voor het vrouwtje is om hem op afstand te herkennen. Het mannetje speelt daarop in door een stek te kiezen op een opvallende plek in een uitgestrekt moerasland. 

Waarom komt de Grote vuurvlinder niet overal voor waar volop geschikt voedsel is?

De kwaliteit van het landschap is belangrijker. Natuurlijk moet er wel voedsel zijn, maar de wijze waarop dit voorkomt geeft daarbij de doorslag. De brede moerasstroken langs rivieren zijn het belangrijkst, de grenssituaties van grasland en laagveenmoeras vormen het geschikte landschap. Grenzen en mozaïek zijn belangrijk opdat de vlinder zich kan oriënteren in het landschap. De territoria van de mannetjes zijn gelegen in deze mozaïekvormige patronen met hoge en lage begroeiing met name vanwege het vochtige microklimaat. 

Waarom is de Grote vuurvlinder gebonden aan moerasvegetaties?

De vlinder is uiterst kwetsbaar voor droogte en hitte en voelt zich alleen lekker bij broeierige warmte. Het is dus het microklimaat van de vegetatie dat er voor de rondvliegende vlinder toe doet en juist de knie- tot heuphoge moerasvegetatie van riet en zegge, waartussen waterzuring staat, die in de zomer de goede basisvoorwaarden vormt. Daartussen staan de planten die nectar leveren zoals kattenstaart, valeriaan, koninginnenkruid, moerasrolklaver en distels.

Waarom komt hij schaars voor in zijn woongebied?

Schaars voorkomen is een manier om vijanden en rovers zoveel mogelijk te ontlopen.  Op de piepkleine rupsjes aast de sluipwesp Hyposoter placides; op de dikke rupsen in de lente azen allerlei vogels die op dat moment hun jongen moeten voeden. Op de vlinders in de zomer wordt gejaagd door de zwarte sterns, die laag over het rietland scheren. Als een smakelijk insect op een plek talrijk voorkomt is het heel lucratief zich daar speciaal op te richten. Door schaars voor te komen wordt dit extra gevaar vermeden. 

Maar dat schaars voorkomen is soms voor de voortplanting van de vlinder een probleem, man en vrouw moeten elkaar wel kunnen vinden. En juist daar heeft de vlinder wel het een en ander op gevonden. Hoe gewiekst ze dit doen lees je verder in andere hoofdstukken.

Waarom verschijnen de rupsjes in het voorjaar zo verschillend?

Na de winter worden de piepkleine rupsjes weer actief en gaan op zoek naar jong en vers blad. De meeste doen dat al begin april, maar een aantal treuzelen tot half mei. Deze spreiding duurt ongeveer 5 weken. Waarom doen ze dat en beginnen ze niet allemaal tegelijk op de dag dat het lekker warm is? Daar zit iets heel slims achter: het is de manier om sterfte door ongunstig weer op onverwachte dagen als volk te overleven. 

Het ene jaar hebben de voorlopers pech, een ander jaar de achterlopers, maar als geheel heeft de populatie de beste overlevingskans door spreiding in het opnieuw actief worden van de overwinterende rupsjes.